61988J0372

ARREST VAN HET HOF (ZESDE KAMER) VAN 27 MAART 1990. - MILK MARKETING BOARD OF ENGLAND AND WALES TEGEN CRICKET ST. THOMAS ESTATE. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: HIGH COURT OF JUSTICE, QUEEN'S BENCH DIVISION - VERENIGD KONINKRIJK. - LANDBOUW - EXCLUSIEF AANKOOPRECHT VOOR GEPASTEURISEERDE MELK. - ZAAK 372/88.

Jurisprudentie 1990 bladzijde I-01345


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . Landbouw - Gemeenschappelijke ordening der markten - Melk en zuivelprodukten - Bijzondere rechten van Milk Marketing Boards - Aankoop van geproduceerde en "in ongewijzigde staat" te koop aangeboden melk - Begrip - Gepasteuriseerde melk - Daaronder begrepen

( Verordeningen van de Raad nr . 804/68, artikel 25, lid 1, sub a, zoals gewijzigd bij verordening nr . 1421/78, en nr . 1422/78; verordening nr . 1565/79 van de Commissie )

2 . Landbouw - Gemeenschappelijke ordening der markten - Melk en zuivelprodukten - Bijzondere rechten van Milk Marketing Boards - Producenten die melk aan anderen dan Board verkopen - Oplegging van bijdragen en andere financiële lasten door Board - Toelaatbaarheid - Voorwaarden - Inachtneming van evenredigheidsbeginsel

( Verordening nr . 1422/78 van de Raad, artikel 5, lid 3 )

Samenvatting


1 . Het exclusieve recht op de aankoop van melk, bedoeld in artikel 25, lid 1, sub a, van verordening nr . 804/68, zoals gewijzigd bij verordening nr . 1421/78, geldt voor gepasteuriseerde melk onder de voorwaarden neergelegd in verordening nr . 1422/78 betreffende het verlenen van bepaalde bijzondere rechten aan organisaties van melkproducenten in het Verenigd Koninkrijk en in verordening nr . 1565/79 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr . 1422/78 .

2 . Een Milk Marketing Board is naar gemeenschapsrecht bevoegd om van een producent die in een bepaald gebied van het Verenigd Koninkrijk gepasteuriseerde melk produceert en deze aldaar aan anderen dan die Milk Marketing Board verkoopt, de betaling van bijdragen te verlangen, ongeacht of de melk in het klein, via de tussenhandel of in het groot wordt verkocht, mits deze bijdragen voldoen aan de evenredigheidseisen van artikel 5, lid 3, van verordening nr . 1422/78 . In geval van overtreding door een dergelijke producent van de voor hem geldende verhandelingsregels, mag de Board hem financiële lasten opleggen, mits deze in overeenstemming zijn met de algemene beginselen van gemeenschapsrecht, in het bijzonder met het evenredigheidsbeginsel .

Partijen


In zaak C-372/88,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de High Court of Justice ( Queen' s Bench Division ), in het aldaar aanhangig geding tussen

Milk Marketing Board of England and Wales

en

Cricket St Thomas Estate,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 25 van verordening ( EEG ) nr . 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten ( PB 1968, L 148, blz . 13 ), zoals gewijzigd bij verordening ( EEG ) nr . 1421/78 van de Raad van 20 juni 1978 ( PB 1978, L 171, blz . 12 ),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE ( Zesde Kamer ),

samengesteld als volgt : C . N . Kakouris, kamerpresident, T . Koopmans, G . F . Mancini, T . F . O' Higgins en M . Díez de Velasco, rechters,

advocaat-generaal : G . Tesauro

griffier : D . Louterman, hoofdadministrateur

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door :

- verzoeker in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door Wedlake Bell, solicitors te Londen,

- verweerder in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door D . Vaughan, QC, en M . McEwan en D . Anderson, barristers, geïnstrueerd door J . B . Havenhand, solicitor,

- het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door S . J . Hay van het Treasury Solicitor' s Department, als gemachtigde,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P . Oliver, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,

gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 21 november 1989,

gehoord de mondelinge opmerkingen van :

- verzoeker in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door R . Havery, QC, en K . Parker, barrister,

- verweerder in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door D . Vaughan, QC, M . McEwan en D . Anderson, barristers,

- het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door S . J . Hay van het Treasury Solicitor' s Department, als gemachtigde, bijgestaan door R . Anderson, barrister,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P . Oliver, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, bijgestaan door G . Harmsnorth,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 11 januari 1990,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 3 november 1988, ingekomen bij het Hof op 23 december 1988, heeft de High Court of Justice ( Queen' s Bench Division ) het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een aantal prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van artikel 25 van verordening ( EEG ) nr . 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten ( PB 1968, L 148, blz . 13 ), zoals gewijzigd bij verordening ( EEG ) nr . 1421/78 van de Raad van 20 juni 1978 ( PB 1978, L 171, blz . 12 ).

2 Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen Cricket St Thomas Estate, een landbouwbedrijf dat melk en zuivelprodukten produceert ( hierna : Cricket St Thomas ), en de Milk Marketing Board of England and Wales ( hierna : de Board ).

3 De Board is een van de Milk Marketing Boards in het Verenigd Koninkrijk : dit zijn openbare lichamen die zich in hoofdzaak bezighouden met de aankoop van en de groot - en kleinhandel in melk bestemd voor menselijke consumptie en met de vervaardiging en verhandeling van verschillende zuivelprodukten .

4 Na de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de Gemeenschap zijn de Milk Marketing Boards ingepast in de gemeenschappelijke marktordening voor melk en zuivelprodukten, die is ingesteld bij verordening nr . 804/68, de basisverordening voor deze sector . Verordening nr . 1421/78 tot wijziging van verordening nr . 804/68 bood de mogelijkheid om de Milk Marketing Boards in het kader van die gemeenschappelijke ordening te erkennen en om de betrokken Lid-Staat te machtigen, een in een bepaald gebied gevestigde organisatie van melkproducenten onder bepaalde voorwaarden a ) het exclusieve recht te verlenen de door die melkproducenten geproduceerde en door dezen in ongewijzigde staat te koop aangeboden melk aan te kopen, en b ) het recht te verlenen om op de aan de producenten betaalde prijzen een vereveningsstelsel toe te passen ongeacht de bestemming van de van elk van hen gekochte melk .

5 In 1981 hebben de bevoegde nationale autoriteiten deze bijzondere rechten aan de Board toegekend op grond van verordening ( EEG ) nr . 1422/78 van de Raad van 20 juni 1978 betreffende het verlenen van bepaalde bijzondere rechten aan organisaties van melkproducenten in het Verenigd Koninkrijk ( PB 1978, L 171, blz . 14 ). De uitvoeringsbepalingen van deze verordening zijn vastgesteld bij verordening ( EEG ) nr . 1565/79 van de Commissie van 25 juli 1979 ( PB 1979, L 188, blz . 29 ).

6 Het nationale "Milk Marketing Scheme" regelt de uitoefening van deze bijzondere rechten . Volgens dit Scheme, dat de activiteiten van de Board reguleert, kunnen de producenten die in het ressort van de Board zijn gevestigd, worden verplicht, de door hen geproduceerde melk aan de Board te verkopen . Zijnerzijds is de Board, behoudens bepaalde uitzonderingen, verplicht alle rauwe melk van normale handelskwaliteit te kopen die deze producenten hem aanbieden .

7 Op grond van dezelfde regeling kan onder bepaalde voorwaarden aan twee categorieën producenten toestemming worden gegeven om hun melk niet aan de Board te leveren, maar voor eigen rekening in de handel te brengen . Deze twee categorieën zijn de producenten-kleinhandelaars die in het bezit zijn van een door de Board afgegeven kleinhandelsvergunning, en de producenten-fabrikanten die met de Board een niet-leveringsovereenkomst hebben gesloten . Beide categorieën producenten zijn verplicht, de Board bepaalde bijdragen te betalen overeenkomstig het bepaalde in het Milk Marketing Scheme . De verplichting om deze bijdragen te betalen, is overigens ook voorzien in de voorwaarden van voornoemde vergunningen en overeenkomsten .

8 Cricket St Thomas is in het bezit van een producent-kleinhandelsvergunning en is bovendien producent-fabrikant krachtens een overeenkomst met de Board . Hij brengt zowel rechtstreeks als via tussenpersonen melk in het klein op de markt .

9 In 1984 staakte Cricket St Thomas de betaling van bijdragen aan de Board, die in 1986 een vordering tot betaling van deze bedragen instelde . De vordering betreft de bijdragen die producenten op grond van het Milk Marketing Scheme verschuldigd zijn, te weten "capital contributions" die worden berekend over de totale hoeveelheid verkochte melk en die zijn bedoeld ter financiering van de investeringen van de Board, "producer retailer contributions" die op grond van een producent-kleinhandelaarsvergunning verschuldigd zijn, en "producer processor contributions" die op grond van een overeenkomst voor producenten-fabrikanten verschuldigd zijn, alsmede boetes en schadevergoedingen die kunnen worden geëist in geval van niet-nakoming van de verplichtingen van het Milk Marketing Scheme, in het bijzonder van de verplichting om opgave te doen van de hoeveelheid melk die niet aan de Board is geleverd .

10 Voor de High Court betoogde Cricket St Thomas, dat al deze vorderingen in strijd waren met het gemeenschapsrecht . Hij stelde, dat het in artikel 25, lid 1, sub a, van verordening nr . 804/68 bedoelde exclusieve aankooprecht van de Board zich niet uitstrekte tot melk die door de producent was gepasteuriseerd, dat de Board naar gemeenschapsrecht niet bevoegd was om bijdragen te heffen van producenten die hun melk niet aan de Board leverden, en dat de verlangde bedragen bovendien onredelijk hoog waren .

11 De High Court heeft het Hof de volgende prejudiciële vragen voorgelegd :

"1 ) Geldt het exclusieve recht bedoeld in artikel 25, lid 1, sub a, van verordening nr . 804/68 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr . 1421/78 van de Raad, ook voor gepasteuriseerde melk, en zo ja, onder welke voorwaarden?

2 ) a ) Kan de Milk Marketing Board of England and Wales naar gemeenschapsrecht van producenten die in Engeland en Wales gepasteuriseerde melk produceren en deze aldaar ( aan anderen dan de Board ) verkopen, verlangen dat zij over die melk aan de Board een heffing ( de 'bijdrage' ) betalen, waardoor de producenten in beginsel in dezelfde positie worden geplaatst als wanneer zij hun melk tegen de producentenprijs aan de Board hadden verkocht en deze vervolgens hadden teruggekocht tegen de door de Board toegepaste marktverkoopprijs? Zo ja, onder welke voorwaarden?

b ) Is de Board hiertoe bevoegd indien de melk niet is gepasteuriseerd, en zo ja, onder welke voorwaarden?

3 ) Maakt het voor het antwoord op vraag 2 verschil of de melk in het klein, via de tussenhandel of in het groot wordt verkocht?

4 ) Indien het Milk Marketing Scheme in zijn gewijzigde versie de Board niet uitdrukkelijk machtigt om de bijdrage te heffen van producenten die 'producent-fabrikant' zijn, kan de Board die bijdrage dan niettemin van producenten-fabrikanten heffen op grond van enige gemeenschapsrechtelijke machtiging waarvan het bestaan uit het antwoord op vraag 1 of vraag 2 voortvloeit?

5 ) Hoe dit ook zij, kan de Board naar gemeenschapsrecht van de in vraag 2 genoemde producenten betaling verlangen van bijkomende bedragen zoals

a ) 'capital' -heffingen overeenkomstig de paragrafen 51(2 ) en 71(2 ) van het Scheme;

b ) schadevergoeding overeenkomstig section 10 van de Agricultural Marketing Act 1958 en paragraaf 77(6 ) van het Scheme;

c ) boeten overeenkomstig paragraaf 77 van het Scheme?"

12 Voor een nadere uiteenzetting van het wettelijk kader, de feiten, het procesverloop en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt naar het rapport ter terechtzitting verwezen . Deze elementen van het dossier worden hieronder slechts weergegeven voorzover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

De eerste vraag ( uitlegging van artikel 25, lid 1, sub a, van verordening nr . 804/68, zoals gewijzigd bij verordening nr . 1421/78 )

13 Voor het antwoord op deze vraag, waarmee wordt beoogd de draagwijdte vast te stellen van de voorrechten die de Board met betrekking tot de aankoop van melk heeft ten opzichte van de aangesloten producenten, moet worden bepaald of onder "geproduceerde en ... in ongewijzigde staat te koop aangeboden melk" ook melk valt die door de betrokken producenten is gepasteuriseerd .

14 Met betrekking tot dit punt hebben de partijen in het hoofdgeding uiteenlopende interpretaties gegeven aan artikel 25, lid 1, sub a, van de gewijzigde basisverordening, uitgaande van in het bijzonder de verschillende taalversies van die bepaling . Cricket St Thomas beroept zich op de Engelse versie tot staving van de uitlegging, dat het exclusieve aankooprecht van de Board zich niet uitstrekt tot gepasteuriseerde melk, terwijl de Board met een beroep op de andere taalversies tot de conclusie komt, dat bedoeld exclusief recht zich wel uitstrekt tot melk die door de producenten is gepasteuriseerd .

15 De Engelse versie van artikel 25, lid 1, sub a, van de basisverordening lijkt alle melk die is behandeld (" the milk which they produce and market without processing "), van het exclusieve aankooprecht van de Board uit te sluiten . Hierbij moet echter worden aangetekend, dat andere bepalingen in dezelfde taalversie, waarin de commerciële bevoegdheden van de Board worden gedefinieerd aan de hand van de mate van bewerking van de melk en de zuivelprodukten, een aantal terminologische discrepanties te zien geven in het gebruik van de woorden "processing", "manufacture" en "conversion ".

16 De andere taalversies, in het bijzonder de Franse en de Duitse, die worden gekenmerkt door een consequent woordgebruik, maken daarentegen onderscheid tussen het begrip behandeling van de melk en verwerking ervan . In die versies wordt in de artikelen 7, lid 1, en 10, lid 2, van verordening nr . 1422/78 en in artikel 3, lid 1, van verordening nr . 1565/79 van de Commissie van 25 juli 1979 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr . 1422/78 onderscheid gemaakt tussen melk in ongewijzigde staat (" en l' état ") en verwerkte ( produkten van ) melk (" produits transformés" à partir du lait ).

17 In het raam van de bepaling van de draagwijdte van het exclusieve aankooprecht van de Board moet direct worden beklemtoond, dat hoewel de onderhavige gemeenschapsregeling is vastgesteld om rekening te kunnen houden met de bijzondere situatie van de Milk Marketing Boards in het Verenigd Koninkrijk, verordening nr . 1421/78 zich blijkens haar derde overweging niet uitsluitend tot die Lid-Staat richt; zij voorziet immers ook de mogelijkheid, dat soortgelijke organisaties in andere Lid-Staten worden erkend .

18 De Engelse versie van artikel 25, lid 1, sub a, van verordening nr . 804/68 kan hoe dan ook niet als enige grondslag voor de uitlegging van die bepaling dienen; evenmin kan er in zoverre voorrang aan worden toegekend boven de andere taalversies . Een dergelijke benadering zou namelijk onverenigbaar zijn met het vereiste, dat het gemeenschapsrecht op uniforme wijze moet worden toegepast .

19 Zoals het Hof reeds in het arrest van 5 december 1967 ( zaak 19/67, Van der Vecht, Jurispr . 1967, blz . 431 ) overwoog, brengt het vereiste van een uniforme uitlegging van de gemeenschapsverordeningen mee, dat een bepaalde tekst niet op zich zelf kan worden beschouwd maar dat hij, ingeval van twijfel, wordt uitgelegd en toegepast in het licht van de tekst in de andere talen . In het arrest van 27 oktober 1977 ( zaak 30/77, Bouchereau, Jurispr . 1977, blz . 1999 ) voegde het Hof hieraan toe, dat de verschillende taalversies van een gemeenschapstekst op eenvormige wijze moeten worden uitgelegd en dat derhalve, ingeval deze versies uiteenlopen, de betrokken bepaling moet worden uitgelegd met het oog op de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan zij een onderdeel vormt .

20 Met betrekking tot de door de nationale rechter genoemde bepalingen moet worden opgemerkt, dat artikel 25, lid 2, van de gewijzigde versie van verordening nr . 804/68 - de basisbepaling op dit terrein - onderscheid maakt tussen melk die in de vorm van volle melk wordt gebruikt voor rechtstreekse menselijke consumptie, en andere zuivelprodukten . Artikel 5, lid 1, van verordening nr . 1422/78 maakt voor het financieel en administratief beheer van de Milk Marketing Boards eveneens een onderscheid tussen de behandeling van melk voor rechtstreekse menselijke consumptie en de verwerking van melk .

21 Blijkens het bovenstaande is het in de gemeenschapsregeling neergelegde onderscheidende criterium voor de bepaling van de omvang van het exclusieve aankooprecht van de Board gelegen in de belangrijkste kenmerken en de commerciële bestemming van het betrokken produkt . De kernvraag is dus, of het betrokken produkt nog als melk kan worden aangemerkt, of dat er sprake is van een ander, van melk afgeleid produkt .

22 In dit verband moet worden vastgesteld, dat het pasteurisatieproces - een behandeling bij een speciale temperatuur om de houdbaarheid van de melk te vergroten - geen wezenlijke verandering teweeg brengt in de aard van het produkt, dat consumptiemelk blijft, en dat het daarom moet worden onderscheiden van andere procédé' s, en in het bijzonder van verwerkingsprocédé' s, waarbij de melk in een ander produkt wordt omgezet .

23 Deze conclusie vindt steun in de doelstellingen van de gemeenschapswetgeving die het functioneren van de Milk Marketing Boards in het Verenigd Koninkrijk regelt . Immers, zou het exclusieve aankooprecht van de Board zich niet uitstrekken tot gepasteuriseerde melk, dan zouden de producenten kunnen weigeren om hun melk aan de Board te leveren en zouden zij deze kunnen pasteuriseren en rechtstreeks op de markt kunnen afzetten . Dit zou betekenen, dat er een tweede afzetkanaal voor melk zou ontstaan, wat de effectiviteit van het systeem van het Milk Marketing Scheme zou ondermijnen .

24 Hieraan zij toegevoegd, dat de voorwaarden voor de uitoefening van het exclusieve recht van de Board om gepasteuriseerde melk te kopen, zijn vastgelegd in verordening nr . 1422/78 en verordening nr . 1565/79 .

25 Op de eerste vraag moet bijgevolg worden geantwoord, dat het exclusieve recht bedoeld in artikel 25, lid 1, sub a, van verordening nr . 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten, zoals gewijzigd bij verordening nr . 1421/78 van de Raad, geldt voor gepasteuriseerde melk onder de voorwaarden neergelegd in verordening nr . 1422/78 van de Raad van 20 juni 1978 betreffende het verlenen van bepaalde bijzondere rechten aan organisaties van melkproducenten in het Verenigd Koninkrijk en in verordening nr . 1565/79 van de Commissie van 25 juli 1979 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr . 1422/78 .

De tweede, derde en vierde vraag ( bijdragen ten laste van bepaalde categorieën producenten )

26 Met deze vragen wenst de nationale rechter te vernemen, in hoeverre en onder welke voorwaarden het gemeenschapsrecht toelaat, dat de Board de in het Milk Marketing Scheme voorziene bijdragen oplegt aan producenten die de door hen geproduceerde - rauwe dan wel gepasteuriseerde - melk niet aan de Board leveren, maar deze zelf in het klein, via de tussen - of de groothandel verkopen .

27 Allereerst moet worden opgemerkt, dat het Hof bij arrest van 2 december 1986 ( zaak 23/84, Commissie/Verenigd Koninkrijk, Jurispr . 1986, blz . 3581 ) heeft vastgesteld, dat de regelingen voor de verhandeling van melk, die in het Verenigd Koninkrijk zijn ingesteld en die voor de melkproducenten een aantal beperkingen meebrengen voorzover zij aan de voorrechten van de Board zijn onderworpen, wettig is in het licht van de algemene verdragsbeginselen .

28 Ook moet worden onderstreept, dat volgens de artikelen 7 en 8 van verordening nr . 1422/78 het exclusieve aankooprecht van de Board niet geldt voor de hoeveelheden melk die de producent krachtens overeenkomst met de Board niet aan die organisatie levert, en voor de hoeveelheden melk die door een producent-kleinhandelaar worden geproduceerd .

29 Deze twee categorieën producenten worden in het Milk Marketing Scheme omschreven als producenten-fabrikanten ( producer processors ), die partij zijn bij een overeenkomst met de Board ( artikel 7 van verordening nr . 1422/78 ), respectievelijk als producenten-kleinhandelaars, die in het bezit zijn van een vergunning van de Board ( artikel 8 van verordening nr . 1422/78 ).

30 De bijdragen die van deze twee categorieën producenten worden verlangd, moeten het verschil overbruggen tussen de hogere prijs die deze producenten kunnen behalen door rechtstreeks op de markt te verkopen, en de lagere prijs die zij van de Board zouden krijgen . Zij beogen de producenten-fabrikanten en de producenten-kleinhandelaars in dezelfde positie te plaatsen als de overige producenten . Doel van deze bijdragen is dus te verzekeren, dat alle producenten die onder het Milk Marketing Scheme vallen, gelijk worden behandeld en te voorkomen, dat de producenten-fabrikanten en de producenten-kleinhandelaars een voordeel hebben boven de andere producenten die hun melk, omdat zij zich in een minder gunstige positie bevinden om haar rechtstreeks op de markt te brengen, aan de Board verkopen .

31 Hieraan moet worden toegevoegd, dat de Board mag weigeren om met een producent-fabrikant een overeenkomst te sluiten of om een producent-kleinhandelaar een vergunning te verlenen . Hij is dan ook a fortiori gerechtigd om de verlening van de bevoegdheid, de door de betrokken producenten geproduceerde melk niet aan de Board te leveren, afhankelijk te stellen van bepaalde voorwaarden die het behoud en de goede werking van het Milk Marketing Scheme moeten verzekeren .

32 Uit het bovenstaande vloeit voort, dat de verplichting om de gewraakte bijdragen te betalen zowel voor rauwe als voor gepasteuriseerde melk geldt die rechtstreeks op de markt wordt verkocht .

33 De wijze waarop deze verkoop plaatsvindt, dat wil zeggen in het klein, via de tussenhandel of in het groot, kan niet van invloed zijn op het bestaan van deze verplichting, nu de betrokken gemeenschapsbepalingen geen onderscheid maken tussen de verschillende manieren waarop melk op de markt wordt gebracht .

34 De hoogte van de bijdragen die verschuldigd zijn door producenten die in een bepaald gebied van het Verenigd Koninkrijk gepasteuriseerde melk produceren en deze daar aan anderen dan aan de Board verkopen, alsook de wijze van inning van die bijdragen door de Board moet evenwel voldoen aan de evenredigheidseisen van artikel 5, lid 3, van verordening nr . 1422/78 .

35 Het is de taak van de nationale rechter om op grond van de feiten vast te stellen, of de onderhavige bijdragen aan deze criteria voldoen .

36 Op de tweede, de derde en de vierde vraag moet bijgevolg worden geantwoord, dat een Milk Marketing Board naar gemeenschapsrecht bevoegd is om van een producent die in een bepaald gebied van het Verenigd Koninkrijk gepasteuriseerde melk produceert en deze aldaar aan anderen dan die Milk Marketing Board verkoopt, de betaling van bijdragen te verlangen ongeacht of de melk in het klein, via de tussenhandel of in het groot wordt verkocht, mits deze bijdragen voldoen aan de evenredigheidseisen van artikel 5, lid 3, van verordening nr . 1422/78 .

De vijfde vraag ( andere financiële verplichtingen voor bepaalde categorieën producenten )

37 Met deze vraag wil de nationale rechter weten, of het gemeenschapsrecht de Board toestaat om aan producenten die hebben besloten hun melk niet aan de Board te leveren, andere financiële lasten op te leggen, te weten kapitaalheffingen, schadevergoeding en boetes als voorzien in het Milk Marketing Scheme .

38 De bepalingen van deze regeling, die de verwijzende rechter aanhaalt, hebben betrekking op de gevolgen die de Board kan verbinden aan de niet-nakoming van de verschillende verplichtingen die krachtens die regeling op de producenten rusten . Naast de verplichting voor producenten-fabrikanten en producenten-kleinhandelaars om bijdragen te betalen, is er voor deze producenten de verplichting om aan de Board opgave te doen van de hoeveelheden melk die gedurende een bepaalde periode niet aan de Board zijn geleverd .

39 Laten de producenten-fabrikanten en de producenten-kleinhandelaars na om de Board de vereiste staten te verschaffen waarop de hoeveelheden melk staan vermeld die niet aan de Board zijn geleverd, dan mag de Board op grond van het Milk Marketing Scheme een raming maken van deze hoeveelheden ter bepaling van de hoogte van de bedragen die de producent verschuldigd is ter zake van kapitaalheffing, schadevergoeding wegens niet-betaling van de verschuldigde bijdragen en boete wegens deze overtredingen .

40 De verplichtingen om inlichtingen te verstrekken, berusten op de in verordening nr . 1565/79 voorziene controleregeling .

41 Er zij op gewezen, dat het tot de bevoegdheid van de nationale rechter behoort te toetsen, of de bepalingen van het Milk Marketing Scheme die de uitoefening van de statutaire taken van de Board op het gebied van controle en beheer van die regeling voor de Board makkelijker beogen te maken, in overeenstemming zijn met de algemene beginselen van gemeenschapsrecht, in het bijzonder met het evenredigheidsbeginsel .

42 Op de vijfde vraag dient daarom te worden geantwoord, dat het gemeenschapsrecht zich er niet tegen verzet, dat een Milk Marketing Board producenten die in een bepaald gebied van het Verenigd Koninkrijk gepasteuriseerde melk produceren en deze aldaar aan anderen dan die Milk Marketing Board verkopen, financiële lasten oplegt, wanneer deze producenten de bepalingen van de toepasselijke regeling voor de verhandeling van melk overtreden, mits deze lasten in overeenstemming zijn met de algemene beginselen van gemeenschapsrecht, in het bijzonder met het evenredigheidsbeginsel .

Beslissing inzake de kosten


Kosten

43 De kosten door het Verenigd Koninkrijk en door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen . Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( Zesde Kamer ),

uitspraak doende op de door de High Court of Justice ( Queen' s Bench Division ) bij beschikking van 3 november 1988 gestelde vragen, verklaart voor recht :

1 ) Het exclusieve recht bedoeld in artikel 25, lid 1, sub a, van verordening ( EEG ) nr . 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten, zoals gewijzigd bij verordening ( EEG ) nr . 1421/78 van de Raad, geldt voor gepasteuriseerde melk onder de voorwaarden neergelegd in verordening ( EEG ) nr . 1422/78 van de Raad van 20 juni 1978 betreffende het verlenen van bepaalde bijzondere rechten aan organisaties van melkproducenten in het Verenigd Koninkrijk en in verordening ( EEG ) nr . 1565/79 van de Commissie van 25 juli 1979 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr . 1422/78 .

2 ) Een Milk Marketing Board is naar gemeenschapsrecht bevoegd om van een producent die in een bepaald gebied van het Verenigd Koninkrijk gepasteuriseerde melk produceert en deze aldaar aan anderen dan die Milk Marketing Board verkoopt, de betaling van bijdragen te verlangen, ongeacht of de melk in het klein, via de tussenhandel of in het groot wordt verkocht, mits deze bijdragen voldoen aan de evenredigheidseisen van artikel 5, lid 3, van verordening nr . 1422/78 .

3 ) Het gemeenschapsrecht verzet zich er niet tegen, dat een Milk Marketing Board producenten die in een bepaald gebied van het Verenigd Koninkrijk gepasteuriseerde melk produceren en deze aldaar aan anderen dan die Milk Marketing Board verkopen, financiële lasten oplegt, wanneer deze producenten de bepalingen van de toepasselijke regeling voor de verhandeling van melk overtreden, mits deze lasten in overeenstemming zijn met de algemene beginselen van gemeenschapsrecht, in het bijzonder met het evenredigheidsbeginsel .