EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024L1265

Richtlijn (EU) 2024/1265 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Richtlijn 2011/85/EU betreffende voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten

ST/6920/2024/INIT

PB L, 2024/1265, 30.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1265/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1265/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2024/1265

30.4.2024

RICHTLIJN (EU) 2024/1265 VAN DE RAAD

van 29 april 2024

tot wijziging van Richtlijn 2011/85/EU betreffende voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 14, derde alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om ervoor te zorgen dat de lidstaten hun verplichtingen op het gebied van het begrotingsbeleid uit hoofde van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) nakomen, en met name om buitensporige overheidstekorten te vermijden, zijn bij Richtlijn 2011/85/EU van de Raad (3) gedetailleerde regels vastgesteld met betrekking tot de kenmerken van de begrotingskaders van de lidstaten.

(2)

Voortbouwend op de ervaring die sinds de inwerkingtreding van Richtlijn 2011/85/EU met de economische en monetaire unie is opgedaan, moeten de vereisten met betrekking tot de regels en procedures die de begrotingskaders van de lidstaten vormen, worden gewijzigd.

(3)

In haar Speciaal verslag nr. 22/2019 getiteld “De EU-vereisten voor nationale begrotingskaders: behoefte aan verdere versterking en betere monitoring van de uitvoering” heeft de Europese Rekenkamer de vereisten van de Unie inzake nationale begrotingskaders onderzocht en werd de Commissie aanbevolen die vereisten te herzien, rekening houdend met internationale normen en beste praktijken. De Europese Rekenkamer heeft specifieke maatregelen voorgesteld om de reikwijdte en de doeltreffendheid van de nationale begrotingskaders te verbeteren, met name wat betreft begrotingskaders voor de middellange termijn en onafhankelijke begrotingsinstellingen.

(4)

In haar mededeling van 5 februari 2020 getiteld “Evaluatie van de economische governance. Verslag over de toepassing van de Verordeningen (EU) nr. 1173/2011, nr. 1174/2011, nr. 1175/2011, nr. 1176/2011, nr. 1177/2011, nr. 472/2013 en nr. 473/2013, en over de geschiktheid van Richtlijn 2011/85/EU van de Raad” wees de Commissie op aanzienlijke maar ongelijke vooruitgang bij de ontwikkeling van nationale begrotingskaders, aangezien het Unierecht slechts minimumvereisten vaststelt en de uitvoering en naleving van de nationale bepalingen zeer uiteenlopend was. Voorts werd in die mededeling nagegaan in hoeverre het kader de behoeften zou ondersteunen van het economische, ecologische en sociale beleid in verband met de transitie naar een klimaatneutrale, hulpbronnenefficiënte en digitale Europese economie, als aanvulling op de belangrijke rol van de regelgeving en structurele hervormingen.

(5)

In haar mededeling van 11 december 2019 getiteld “De Europese Green Deal” riep de Commissie ertoe op om meer gebruik te maken van “groene begrotingsinstrumenten” om openbare investeringen, consumptie en belastingen te verleggen in de richting van groene prioriteiten en weg van schadelijke subsidies. Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (4) heeft als doel de hele Unie in 2050 klimaatneutraal te maken en verplicht de instellingen van de Unie en de lidstaten ertoe om vooruitgang te boeken bij het vergroten van het aanpassingsvermogen. De Commissie heeft toegezegd met de lidstaten te werken aan het screenen en benchmarken van groene begrotingspraktijken. In haar mededeling van 24 februari 2021 getiteld “Een klimaatveerkrachtig Europa tot stand brengen — de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering” wees de Commissie op de macro-economische en fiscale relevantie van klimaatverandering en benadrukte zij dat de Unie haar veerkracht in verband met de gevolgen van klimaatverandering moet verhogen. Het Europees Semester biedt een aanvullend kader om dergelijke inspanningen te ondersteunen en het instrument voor technische ondersteuning, vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad (5), biedt praktische bijstand bij de uitvoering ervan.

(6)

In haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance benadrukte de Commissie dat de houdbaarheid van de schuld moet worden versterkt en de hoge overheidsschuldquotes moeten worden teruggedrongen en tegelijkertijd duurzame en inclusieve groei in alle lidstaten moet worden bevorderd. De belangrijkste doelstellingen van de leidraad zijn het verbeteren van de nationale verantwoordelijkheid, het vereenvoudigen van het kader en het streven naar een grotere focus op de middellange termijn, in combinatie met een sterkere en coherentere handhaving.

(7)

Om de naleving van de bepalingen van het VWEU te verbeteren en met name buitensporige overheidstekorten in de zin van artikel 126 VWEU te voorkomen, moet de wetgeving van de lidstaten, overeenkomstig de mededeling van de Commissie van 9 november 2022 betreffende een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance, specifieke bepalingen ter versterking van de nationale verantwoordelijkheid bevatten die verder gaan dan die welke momenteel vereist zijn op grond van Richtlijn 2011/85/EU. Voortbouwend op het bewijs van de uitvoering van die richtlijn moeten de wijzigingen daarvan betrekking hebben op transparantie, statistieken, prognoses en budgettering op middellange termijn om tekortkomingen aan te pakken die tijdens de vorige uitvoering aan het licht zijn gekomen.

(8)

Deze wijzigingsrichtlijn maakt deel uit van een pakket, samen met Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad (6) en Verordening (EU) 2014/1264 van de Raad (7). Samen hervormen die drie wetgevingshandelingen (samen “de hervorming van het kader voor economische governance”) het kader voor economische governance van de Unie, waarbij de inhoud van titel III (begrotingspact) van het Verdrag van 2 maart 2012 inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie (8) (het “VSCB”) in het recht van de Unie wordt opgenomen, overeenkomstig artikel 16 van het VSCB. Door voort te bouwen op de ervaringen met de uitvoering van het VSCB door de lidstaten, behoudt de hervorming van het kader voor economische governance de gerichtheid op de middellange termijn van het begrotingspact als instrument om begrotingsdiscipline te bereiken en groei te bevorderen. De hervorming van het kader voor economische governance heeft een sterkere landspecifieke dimensie om de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, onder meer door het behoud van de adviserende rol van onafhankelijke begrotingsinstellingen, die in hoofdzaak gebaseerd is op de door de Commissie in haar mededeling van 20 juni 2012 voorgestelde gemeenschappelijke beginselen inzake nationale begrotingscorrectiemechanismen van het begrotingspact in overeenstemming met artikel 3, lid 2, van het VSCB. De analyse van de uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde voor de door het begrotingspact vereiste algemene beoordeling van de naleving is opgenomen in Verordening (EU) 2014/1263. Zoals in het begrotingspact zijn tijdelijke afwijkingen van het plan voor de middellange termijn alleen toegestaan in uitzonderlijke omstandigheden overeenkomstig Verordening (EU) 2024/1263. In dezelfde geest als het begrotingspact moeten er bij aanzienlijke afwijkingen van het plan voor de middellange termijn maatregelen worden genomen om de afwijkingen binnen een gestelde termijn te corrigeren. Met de hervorming van het kader voor economische governance worden procedures voor begrotingstoezicht en handhaving versterkt om gezonde en houdbare overheidsfinanciën en duurzame en inclusieve groei te kunnen bevorderen. Bij de hervorming van het kader voor economische governance blijven de fundamentele doelstellingen van begrotingsdiscipline en houdbaarheid van de schuld uit het begrotingspact dus overeind.

(9)

Een volledige en betrouwbare overheidsboekhouding voor alle subsectoren van de overheid is een eerste vereiste voor de productie van hoogwaardige statistieken die tussen de lidstaten onderling vergelijkbaar zijn. De beschikbaarheid en de kwaliteit van statistieken op basis van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (“ESR”) zijn essentieel voor de goede werking van het Uniekader voor begrotingstoezicht. Het ESR 2010 steunt op gegevens die worden verstrekt op transactiebasis. Daarom is het wenselijk de verzameling van gegevens op transactiebasis en informatie die nodig is om statistieken op transactiebasis te genereren, te verbeteren op een wijze die alomvattend en samenhangend is voor alle subsectoren van de overheid.

(10)

De beschikbaarheid van hoogfrequente gegevens kan patronen aan het licht brengen die nader toezicht rechtvaardigen, en de kwaliteit van de begrotingsprognoses verbeteren. De lidstaten en de Commissie (Eurostat) moeten kwartaalgegevens over het tekort en de schuld publiceren volgens de definities van artikel 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU gehechte protocol nr. 12 betreffende de procedure bij buitensporige tekorten. De bekendmaking van hogerfrequente begrotingsgegevens die zijn afgestemd op nationale begrotingsdefinities moet, om de nationale verantwoordelijkheid te verbeteren, worden bepaald op basis van nationale transparantievereisten en gebruikersbehoeften.

(11)

Vertekende en onrealistische macro-economische en budgettaire prognoses voor de wetgeving betreffende de jaarlijkse en meerjarenbegroting kunnen de effectiviteit van de begrotingsplanning aanzienlijk belemmeren en derhalve de handhaving van de begrotingsdiscipline schaden. Om de basisaannames te verbeteren, moeten de lidstaten hun macro-economische en budgettaire prognoses vergelijken met de meest recente prognoses van de Commissie en, indien passend, met die van andere onafhankelijke instanties.

(12)

De macro-economische en budgettaire prognoses voor de jaarlijkse en meerjarige begrotingsplanning voor de overheid moeten worden onderworpen aan regelmatige objectieve en alomvattende ex-postevaluaties die worden uitgevoerd door een onafhankelijke instantie of andere instanties die functioneel autonoom zijn ten opzichte van de begrotingsautoriteiten van de lidstaten, niet zijnde de instantie die de prognose opstelt. Die evaluaties omvatten een doorlichting van de economische aannames, een vergelijking met prognoses die door andere instellingen zijn opgesteld, en een evaluatie van de correctheid van in het verleden opgestelde prognoses.

(13)

Onafhankelijke, met het toezicht op de overheidsfinanciën in de lidstaten belaste, instanties zijn een doeltreffende bouwsteen van begrotingskaders. Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad (9) schrijft voor dat de lidstaten die de euro als munt hebben, over onafhankelijke begrotingsinstellingen moeten beschikken die belast zijn met de bekrachtiging of opstelling van macro-economische prognoses, en stelt specifieke waarborgen vast met betrekking tot hun onafhankelijkheid en technische capaciteit. Onverminderd de vereisten uit hoofde van die verordening, moeten de onafhankelijke begrotingsinstellingen bij het opstellen, beoordelen of bekrachtigen van macro-economische prognoses overeenkomstig deze richtlijn, rekening houden met de nationale procedures en praktijken die in de lidstaten gelden, ook wat betreft het tijdstip waarop zij die taken uitvoeren.

(14)

Om tot een grotere verantwoordelijkheid op het gebied van het begrotingsbeleid te komen, moeten onafhankelijke begrotingsinstellingen over een hoge mate van operationele onafhankelijkheid beschikken, over de nodige middelen beschikken om hun taken uit te voeren en uitgebreide en tijdige toegang hebben tot de nodige informatie. De lidstaten kunnen meer dan één onafhankelijke begrotingsinstelling oprichten en elke onafhankelijke begrotingsinstelling kan een of meer van de in deze wijzigingsrichtlijn vastgelegde taken uitvoeren, zolang er sprake is van een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden en die elkaar niet overlappen. Buitensporige institutionele versnippering van toezichtstaken moet worden vermeden. Bij de opzet van die toezichthoudende instanties moet rekening worden gehouden met de bestaande institutionele kaders en de administratieve structuur van de betrokken lidstaat.

(15)

Om de begrotingsplanning te verbeteren, moet voor zover mogelijk de nodige aandacht worden besteed aan de macrobudgettaire risico’s die het gevolg zijn van klimaatverandering, met inbegrip van de milieu- en verdelingseffecten daarvan. Voor nationale strategieën is inzicht in de potentiële kanalen waarlangs klimaatgerelateerde schokken de overheidsfinanciën beïnvloeden, onmisbaar om de begrotingsrisico’s als gevolg van de klimaatverandering en daarmee samenhangende rampen te beperken en te beheersen.

(16)

Hoewel de goedkeuring van wetgeving betreffende de jaarlijkse begroting wat democratische verantwoordingsplicht betreft, een fundamentele stap is in het begrotingsproces, biedt een perspectief van één jaar voor de begrotingsplanning een beperkte basis voor een deugdelijk begrotingsbeleid, aangezien de meeste maatregelen gevolgen hebben die veel verder gaan dan de jaarlijkse begrotingscyclus. Een doeltreffende begrotingsplanning op middellange termijn versterkt dan ook de geloofwaardigheid van het begrotingsbeleid, rekening houdend met de houdbaarheid van de schuld. Die planning moet berusten op een duidelijke en consistente definitie van nationale begrotingsdoelstellingen voor de middellange termijn voor de overheid, die in nationale plannen voor de middellange termijn worden gepresenteerd. Om een meerjarig begrotingsperspectief te versterken, moet de planning van de wetgeving betreffende de jaarlijkse begroting stroken met de bedoelde nationale begrotingsdoelstellingen voor de middellange termijn.

(17)

Om de begrotingsdiscipline en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën daadwerkelijk te bevorderen, moeten de begrotingskaders de overheidsfinanciën volledig bestrijken. Daarom moet bijzondere aandacht worden besteed aan transacties van die instellingen en fondsen van de overheid die niet zijn opgenomen in de reguliere begrotingen op subsectorniveau, maar die deel uitmaken van de overheid en haar subsectoren en die onmiddellijk of op middellange termijn gevolgen hebben voor de begrotingssituaties van de lidstaten. De lidstaten moeten ook waarden publiceren die overeenstemmen met de gecombineerde impact van die instellingen en fondsen op het overheidssaldo en de overheidsschuld. Er moet gedetailleerde informatie over de gevolgen van belastinguitgaven voor de ontvangsten worden gepubliceerd.

(18)

Groene begrotingsinstrumenten kunnen helpen om overheidsinkomsten en -uitgaven te verleggen in de richting van groene prioriteiten. In dat opzicht verbetert de regelmatige rapportage van relevante informatie de begrotingsdebatten. De lidstaten kunnen informatie publiceren over de wijze waarop de relevante elementen van hun begroting bijdragen tot de naleving van klimaatgerelateerde en milieuverbintenissen op nationaal en internationaal niveau en over de gebruikte methodologie. De lidstaten moeten voor uitgaven-, belastinguitgaven- en ontvangstenposten afzonderlijk gegevens en beschrijvende informatie publiceren. De lidstaten kunnen informatie publiceren over de verdelingseffecten van het begrotingsbeleid en bij de ontwikkeling van groene budgettering rekening houden met werkgelegenheidsgerelateerde, sociale en verdelingsaspecten, zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 473/2013 en de mededeling van de Commissie van 28 september 2022 getiteld “De verdelingseffecten van het beleid van de lidstaten beter beoordelen”.

(19)

De nodige aandacht moet worden besteed aan het bestaan van voorwaardelijke verplichtingen. Voorwaardelijke verplichtingen betreffen mogelijke verplichtingen die afhankelijk zijn van een onzekere toekomstige gebeurtenis, of bestaande verplichtingen waarbij betaling onwaarschijnlijk is of het bedrag van de waarschijnlijke betaling niet op een betrouwbare manier kan worden vastgesteld. Zij omvatten bijvoorbeeld overheidsgaranties, niet-renderende leningen, uit de exploitatie van overheidsbedrijven voortvloeiende verplichtingen, en, voor zover mogelijk ramp- en klimaatgerelateerde voorwaardelijke verplichtingen.

(20)

De meeste lidstaten hebben te maken gehad met natuurrampen en extreme weersomstandigheden, en door de klimaatverandering zal naar verwachting de frequentie en intensiteit van dergelijke gebeurtenissen toenemen. Overheden investeren in klimaatadaptatiemaatregelen en springen bij om bij rampen de kosten voor noodhulp, herstel en wederopbouw te dekken en in sommige gevallen als de verzekeraar in laatste instantie op te treden. Gezien de bestaande en toekomstige uitdagingen voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën moet bijzondere aandacht worden besteed aan de verplichtingen van de overheid en de risico’s voor de overheidsfinanciën die voortvloeien uit natuurrampen en klimaatgerelateerde schokken, voor zover mogelijk te beginnen met het verzamelen en publiceren van informatie over de begrotingskosten van gebeurtenissen uit het verleden.

(21)

De rapportage over macrobudgettaire risico’s van klimaatverandering, klimaatgerelateerde voorwaardelijke verplichtingen en begrotingskosten van rampen vertoont weliswaar verbetering, maar bevindt zich in de kinderschoenen en de methoden en indicatoren ervoor zijn nog in ontwikkeling. Het uitvoeren van een dergelijke rapportage zal een forse inspanning vereisen van de overheidsdiensten. De rapportage op die gebieden moet, rekening houdend met die uitdagingen en voor zover mogelijk, parallel met die methodologische vorderingen verlopen en worden ontwikkeld.

(22)

De Commissie moet de uitvoering van Richtlijn 2011/85/EU regelmatig blijven monitoren. Er moeten beste praktijken met betrekking tot de uitvoering van die richtlijn worden vastgesteld en gedeeld.

(23)

Richtlijn 2011/85/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(24)

Gezien de bestaande termijn in het kader van het stabiliteits- en groeipact, moet deze verordening met spoed in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2011/85/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de eerste alinea wordt de tweede zin vervangen door:

“De definitie van subsectoren van de overheid die is neergelegd in bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*1) is van toepassing.

(*1)  Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1).”;"

b)

de tweede alinea wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt a) wordt vervangen door:

“a)

stelsels voor overheidsboekhouding en statistische rapportage door de overheid;”;

ii)

punt c) wordt vervangen door:

“c)

landspecifieke cijfermatige begrotingsregels die bijdragen tot het consequent voeren van het begrotingsbeleid door de lidstaat in overeenstemming met de respectieve verplichtingen van de lidstaat uit hoofde van het VWEU en die de vorm aannemen van een indicator van de begrotingsresultaten, zoals het begrotingstekort, de opgenomen leningen en de schuld van de overheid, of een belangrijk onderdeel daarvan;”;

iii)

punt e) wordt vervangen door:

“e)

begrotingskaders voor de middellange termijn als een specifiek samenstel van nationale begrotingsprocedures die een langere horizon voor de budgettaire beleidsvorming behelzen dan de éénjarige begrotingskalender, door onder meer beleidsprioriteiten en nationale begrotingsdoelstellingen voor de middellange termijn vast te stellen;”;

iv)

het volgende punt wordt toegevoegd:

“h)

overeenkomstig artikel 8 bis bij nationale wettelijke bepalingen opgerichte onafhankelijke begrotingsinstellingen, zoals structureel onafhankelijke instanties of instanties die functioneel autonoom zijn ten opzichte van de begrotingsautoriteiten van de lidstaten.”.

2)

Artikel 3 wordt vervangen door:

“Artikel 3

1.   Wat de nationale stelsels voor overheidsboekhouding betreft, beschikken de lidstaten over stelsels voor overheidsboekhouding die volledig en coherent alle subsectoren van de overheid bestrijken en die de informatie bevatten die nodig is voor het genereren van transactiegegevens ter voorbereiding van op het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen gebaseerde gegevens. Die stelsels voor overheidsboekhouding zijn aan interne controle en onafhankelijke audits onderworpen.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de begrotingsgegevens van alle subsectoren van de overheid zoals beschreven in Verordening (EU) nr. 549/2013 regelmatig en tijdig openbaar beschikbaar zijn. Met name publiceren de lidstaten, vóór het einde van het volgende kwartaal of na publicatie van de relevante gegevens door de Commissie (Eurostat), voor de centrale overheid, deelstaatoverheid, lagere overheid en socialezekerheidsfondsen afzonderlijk kwartaalgegevens over de schuld en, tenzij zij over geïntegreerde, alomvattende en nationaal geharmoniseerde financiële boekhoudsystemen op transactiebasis beschikken, over het tekort.

3.   De Commissie (Eurostat) publiceert om de drie maanden de statistische kwartaalgegevens van de overheidsfinanciën overeenkomstig de tabellen 25, 27 en 28 van bijlage B bij Verordening (EU) nr. 549/2013.”.

3)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De lidstaten zien erop toe dat de jaarlijkse en meerjarige begrotingsplanning is gebaseerd op realistische macro-economische en budgettaire prognoses die van de meest actuele informatie gebruikmaken. De begrotingsplanning is gebaseerd op het meest waarschijnlijke macrobudgettaire scenario of op een meer prudent scenario. De macro-economische en budgettaire prognoses worden vergeleken met de recentste prognoses van de Commissie en indien passend die van andere onafhankelijke instanties. Aanzienlijke verschillen tussen de macro-economische en budgettaire prognoses van de lidstaat en de prognoses van de Commissie worden toegelicht, onder meer als het niveau of de groei van variabelen in externe aannames aanzienlijk afwijkt van de waarden in de prognoses van de Commissie.”;

b)

lid 4 wordt geschrapt;

c)

de leden 5 en 6 worden vervangen door:

“5.   De lidstaten geven aan welke instelling verantwoordelijk is voor het opstellen van macro-economische en budgettaire prognoses en maken de officiële macro-economische en budgettaire prognoses die voor begrotingsplanning zijn opgesteld openbaar. Ten minste eenmaal per jaar gaan de lidstaten en de Commissie een technische dialoog aan over de aannames die ten grondslag liggen aan de voorbereiding van de macro-economische en begrotingsprognoses.

6.   De macro-economische en budgettaire prognoses voor de jaarlijkse en meerjarige begrotingsplanning worden onderworpen aan regelmatige, objectieve en alomvattende ex-postevaluaties door een onafhankelijke instantie of andere instanties die functioneel autonoom zijn ten opzichte van de begrotingsautoriteiten van de lidstaten, niet zijnde de instantie die de prognose opstelt. De resultaten van die evaluatie worden openbaar gemaakt en bij toekomstige macro-economische en budgettaire prognoses op gepaste wijze in aanmerking genomen. Indien uit de evaluatie een significante afwijking blijkt die gedurende ten minste vier opeenvolgende jaren van invloed is op de macro-economische prognoses, neemt de betrokken lidstaat de nodige maatregelen en maakt hij die openbaar.”;

d)

lid 7 wordt geschrapt.

4)

Artikel 5 wordt vervangen door:

“Artikel 5

Elke lidstaat voert specifieke cijfermatige begrotingsregels in om de naleving doeltreffend te bevorderen van zijn uit het VWEU voortvloeiende verplichtingen op het vlak van begrotingsbeleid over een meerjarige periode voor de overheid als geheel. Die begrotingsregels bevorderen in het bijzonder het volgende:

a)

naleving van de referentiewaarden voor en bepalingen inzake het tekort en de schuld als bedoeld in artikel 1 van het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol nr. 12 betreffende de procedure bij buitensporige tekorten;

b)

de vaststelling van een begrotingsplanningshorizon op middellange termijn die in overeenstemming is met Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad (*2).

(*2)  Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2024 betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad (PB L, 2024/1263, 30.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1263/oj).”."

5)

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt punt b) vervangen door:

“b)

de effectieve en tijdige monitoring van de naleving van de regels, gebaseerd op een betrouwbare en onafhankelijke analyse door overeenkomstig artikel 8 bis opgerichte onafhankelijke begrotingsinstellingen of andere instanties die functioneel autonoom zijn ten aanzien van de begrotingsautoriteiten van de lidstaten;”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   Indien de cijfermatige begrotingsregels ontsnappingsclausules bevatten, worden daarin een beperkt aantal specifieke omstandigheden in overeenstemming met de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het VWEU en Verordening (EU) 2024/1263 omschreven.”.

6)

Artikel 7 wordt vervangen door:

“Artikel 7

De nationale wetgeving betreffende de jaarlijkse begroting strookt met de geldende landspecifieke cijfermatige begrotingsregels.”.

7)

Artikel 8 wordt geschrapt.

8)

De titel van hoofdstuk V wordt vervangen door “ONAFHANKELIJKE BEGROTINGSINSTELLINGEN”.

9)

In hoofdstuk V wordt het volgende artikel ingevoegd:

“Artikel 8 bis

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat bij nationale wetgeving, regelgeving of bindende administratieve voorschriften onafhankelijke begrotingsinstellingen worden opgericht.

2.   De lidstaten kunnen meer dan één onafhankelijke begrotingsinstelling oprichten.

3.   De onafhankelijke begrotingsinstellingen bestaan uit leden die door middel van transparante procedures worden voorgedragen en benoemd op basis van hun ervaring en bekwaamheid op het gebied van overheidsfinanciën, macro-economie of begrotingsbeheer.

4.   De onafhankelijke begrotingsinstellingen:

a)

nemen geen instructies aan van de begrotingsautoriteiten van de betrokken lidstaat of enige andere publieke of private instantie;

b)

hebben de capaciteit om tijdig publiekelijk te communiceren over hun beoordelingen en adviezen;

c)

beschikken over toereikende en stabiele middelen om hun taken effectief te kunnen uitvoeren, inclusief alle soorten analyses die binnen hun taakomschrijving vallen;

d)

hebben adequate en tijdige toegang tot de informatie die nodig is om hun taken uit te voeren;

e)

worden onderworpen aan regelmatige externe evaluaties door onafhankelijke beoordelaars.

5.   Onverminderd de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 473/2013 aan de lidstaten die de euro als munt hebben toegewezen taken en functies, zorgen alle lidstaten ervoor dat de volgende taken worden uitgevoerd door een van de onafhankelijke begrotingsinstellingen:

a)

opstellen, beoordelen en bekrachtigen van jaarlijkse en meerjarige macro-economische prognoses;

b)

monitoren van de naleving van de landspecifieke cijfermatige begrotingsregels overeenkomstig artikel 6, tenzij andere instanties daarvoor instaan;

c)

uitvoeren van taken overeenkomstig artikel 11, artikel 15, lid 3, en artikel 23 van Verordening (EU) 2024/1263 en artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad (*3);

d)

beoordelen van de consistentie, samenhang en doeltreffendheid van het nationale begrotingskader;

e)

op uitnodiging deelnemen aan regelmatige hoorzittingen en debatten in het nationale parlement.

6.   Onverminderd de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 473/2013 toegekende taken en functies, geven de onafhankelijke begrotingsinstellingen in de context van de in lid 5, punt a), b), c) of d), van dit artikel bedoelde taken beoordelingen af. De lidstaten geven gevolg aan die beoordelingen, of lichten toe waarom ze dat niet doen. Die toelichting is openbaar en wordt binnen twee maanden na afgifte van de beoordelingen ingediend.

(*3)  Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).”."

10)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De lidstaten stellen een geloofwaardig, doeltreffend nationaal begrotingskader voor de middellange termijn vast dat voorziet in een planningshorizon van ten minste drie jaar voor de begroting om te waarborgen dat bij de nationale begrotingsplanning wordt uitgegaan van een meerjarenperspectief.”;

b)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de inleidende zin wordt vervangen door:

“2.   Nationale begrotingskaders voor de middellange termijn omvatten procedures voor de vaststelling van de volgende elementen:”;

ii)

punt a) wordt vervangen door:

“a)

algemene en transparante nationale begrotingsdoelstellingen op middellange termijn als bedoeld in artikel 2, tweede alinea, punt e), van deze richtlijn voor het overheidstekort, de overheidsschuld en eventuele andere begrotingsindicatoren, zoals de uitgaven, om te waarborgen dat die stroken met de geldende landspecifieke cijfermatige begrotingsregels als bedoeld in hoofdstuk IV van deze richtlijn en de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2024/1263;”;

iii)

punten c) en d) worden vervangen door:

“c)

een beschrijving van de geplande beleidsmaatregelen voor de middellange termijn, met inbegrip van hervormingen en investeringen, die gevolgen hebben voor de overheidsfinanciën en duurzame en inclusieve groei, uitgesplitst naar de voornaamste ontvangsten- en uitgavenposten, waarbij wordt getoond op welke wijze de aanpassing aan de nationale begrotingsdoelstellingen voor de middellange termijn als bedoeld in artikel 2, tweede alinea, punt e), wordt verwezenlijkt, afgezet tegen de prognoses bij ongewijzigd beleid;

d)

een beoordeling van de wijze waarop de voorgenomen beleidsmaatregelen in het licht van hun rechtstreekse middellange- en langetermijngevolgen voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en duurzame en inclusieve groei op middellange en lange termijn zouden kunnen beïnvloeden. De beoordeling houdt, voor zover mogelijk, rekening met de macrobudgettaire risico’s van klimaatverandering en de milieu- en verdelingseffecten daarvan.”;

c)

lid 3 wordt geschrapt.

11)

De artikelen 10 en 11 worden vervangen door:

“Artikel 10

De wetgeving betreffende de jaarlijkse begroting is in overeenstemming met de nationale begrotingsdoelstellingen voor de middellange termijn als bedoeld in artikel 2, tweede alinea, punt e). Elke afwijking wordt naar behoren uitgelegd.

Artikel 11

Deze richtlijn belet niet dat een lidstaat, in het geval van een nieuw aangestelde regering, het begrotingsplan voor de middellange termijn aanpast aan zijn nieuwe beleidsprioriteiten. In dat geval geeft de lidstaat de verschillen tussen het voorgaande en het nieuwe begrotingsplan voor de middellange termijn aan.”.

12)

De titel van hoofdstuk VI wordt vervangen door: “TRANSPARANTIE VAN DE OVERHEIDSFINANCIËN”.

13)

Artikel 12 wordt vervangen door:

Artikel 12

De lidstaten zorgen ervoor dat alle ter naleving van de hoofdstukken II, III en IV genomen maatregelen consistent zijn voor alle subsectoren van de overheid en die subsectoren volledig bestrijken. Daartoe beschikken de lidstaten over consistente boekhoudregels en -procedures voor de overheid en waarborgen ze de integriteit van hun verzamelings- en verwerkingssystemen voor de onderliggende gegevens.”.

14)

Artikel 14 wordt vervangen door:

“Artikel 14

1.   In het kader van de jaarlijkse en meerjarige begrotingsprocedures publiceren de lidstaten informatie over instellingen en fondsen die niet in de reguliere begrotingen zijn opgenomen, maar wel deel uitmaken van de overheid, inclusief subsectoren van de overheid. De lidstaten publiceren ook bedragen die overeenstemmen met de gecombineerde impact van die instellingen en fondsen op het overheidssaldo en de overheidsschuld.

2.   De lidstaten publiceren gedetailleerde informatie over de gevolgen van belastinguitgaven voor de ontvangsten.

3.   Voor alle subsectoren van de overheid publiceren de lidstaten relevante informatie over voorwaardelijke verplichtingen met mogelijk grote gevolgen voor de overheidsbegrotingen, zoals onder meer overheidsgaranties, oninbare leningen en uit de exploitatie van overheidsbedrijven voortvloeiende verplichtingen, met vermelding van de omvang ervan. De lidstaten publiceren voor zover mogelijk ook informatie over ramp- en klimaatgerelateerde voorwaardelijke verplichtingen. De gepubliceerde informatie houdt, voor zover mogelijk, rekening met informatie over begrotingskosten als gevolg van rampen en klimaatgerelateerde schokken. De lidstaten publiceren informatie over overheidsparticipaties in kapitaal van particuliere en overheidsbedrijven, voor zover het om economisch significante bedragen gaat.”.

15)

Artikel 16 wordt vervangen door:

“Artikel 16

1.   Uiterlijk op 31 december 2025 en vervolgens om de vijf jaar brengt de Commissie verslag uit over de stand van zaken met betrekking tot:

a)

de overheidsboekhouding in de Unie, rekening houdend met de vooruitgang die is geboekt sinds de beoordeling uit 2013 van de geschiktheid van de internationale standaarden voor overheidsboekhouding voor de lidstaten;

b)

de capaciteit en de taken van de onafhankelijke begrotingsinstellingen in de Unie, rekening houdend met de geboekte vooruitgang sinds de inwerkingtreding van deze richtlijn en voortbouwend op de bevindingen van de databank betreffende begrotingsbeheer van de Commissie en overleg met betrokken belanghebbenden, met het oog op het verkennen van minimumnormen.

2.   Uiterlijk op 31 december 2030 en vervolgens om de vijf jaar publiceert de Commissie een evaluatie van de doeltreffendheid van deze richtlijn.”.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2025 aan deze richtlijn te voldoen.

2.   Wanneer de lidstaten die wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

3.   De lidstaten worden ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Unie hun eigen concordantietabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en die openbaar te maken.

4.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

5.   De Commissie stelt op basis van relevante informatie van de lidstaten een tussentijds voortgangsverslag op over de uitvoering van de belangrijkste bepalingen van deze richtlijn, dat uiterlijk op 30 juni 2025 aan het Europees Parlement en aan de Raad wordt voorgelegd.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 29 april 2024.

Voor de Raad

De voorzitter

D. CLARINVAL


(1)  Standpunt van 23 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)   PB C 290 van 18.8.2023, blz. 17.

(3)  Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 41).

(4)  Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2024 betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad (PB L, 2024/1263, 30.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1263/oj).

(7)  Verordening (EU) nr. 2024/1264 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L, 2024/1264, 30.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1264/oj).

(8)   https://www.consilium.europa.eu/media/20399/st00tscg26_en12.pdf.

(9)  Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 11).


ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1265/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top