EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62018CN0501
Case C-501/18: Request for a preliminary ruling from the Administrativen sad Sofia-grad (Bulgaria) lodged on 30 July 2018 — BT v Balgarska narodna banka
Zaak C-501/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad (Bulgarije) op 30 juli 2018 — BT / Balgarska narodna banka
Zaak C-501/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad (Bulgarije) op 30 juli 2018 — BT / Balgarska narodna banka
PB C 364 van 8.10.2018, p. 4–7
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
8.10.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 364/4 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad (Bulgarije) op 30 juli 2018 — BT / Balgarska narodna banka
(Zaak C-501/18)
(2018/C 364/05)
Procestaal: Bulgaars
Verwijzende rechter
Administrativen sad Sofia-grad
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: BT
Verwerende partij: Balgarska narodna banka
Prejudiciële vragen
1) |
Volgt uit de Unierechtelijke beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid dat een nationale rechter een beroep ambtshalve moet aanmerken als een beroep dat is ingesteld op grond van niet-nakoming door een lidstaat van een verplichting ingevolge artikel 4, lid 3, VEU wanneer het beroep betrekking heeft op de niet-contractuele aansprakelijkheid van de lidstaat voor schade die voortvloeit uit schending van het Unierecht en is veroorzaakt door een autoriteit van een lidstaat, en
|
2) |
Volgt uit overweging 27 van verordening (EU) nr. 1093/2010 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) dat, in omstandigheden als die van het hoofdgeding, de op grond van artikel 17, lid 3, van deze verordening gegeven aanbeveling waarin is vastgesteld dat sprake is van schending van het Unierecht door de centrale bank van een lidstaat in verband met de uitbetalingstermijnen van de gegarandeerde deposito’s aan de deposanten bij de desbetreffende kredietinstelling:
|
3) |
Volgt uit de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 oktober 2004, Paul e.a. (C-222/02, EU:C:2004:606, punten 38, 39, 43 en 49-51), 5 maart 1996, Brasserie du Pêcheur en Factortame (C-46/93 en C-48/93, EU:C:1996:79, punten 42 en 51), 15 juni 2000 (Dorsch Consult/Raad en Commissie (C-237/98 P, EU:C:2000:321, punt 19), en 2 december 1971, Zuckerfabrik Schöppenstedt/Raad (5/71, EU:C:1971:116, punt 11), en uit de huidige stand van het voor het hoofdgeding relevante Unierecht, dat:
|
4) |
Volgt uit de uitlegging van artikel 10, lid 1 junctis artikel 1, punt 3, onder i), en artikel 7, lid 6, van richtlijn 94/19/EG, alsmede uit de rechtsoverwegingen in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 december 2016, Vervloet e.a. (C-76/15, EU:C:2016:975, punten 82-84), dat de werkingssfeer van de bepalingen van de richtlijn zich uitstrekt tot deposanten:
|
Volgt uit de bepalingen van deze richtlijn of uit andere Unierechtelijke bepalingen dat de nationale rechter geen rekening mag houden met een dergelijk beding in een deposito-overeenkomst, en de vordering van een deposant tot betaling van rente wegens de laattijdige uitbetaling van het gegarandeerde depositobedrag krachtens deze overeenkomst niet mag toetsen onder toepassing van de voorwaarden voor niet-contractuele aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit schending van het Unierecht en aan artikel 7, lid 6, van richtlijn 94/19?
(1) Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB 2010, L 331, blz. 12).
(2) Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (PB 1994, L 135, blz. 5).
(3) Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen (PB 2001, L 125, blz. 15).